- voeren
- {{voeren}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord, overgankelijk werkwoord〉1 [leiden] mener⇒ conduire♦voorbeelden:1 het pad voerde de berg af • le sentier descendait de la montagnewat voert u hierheen? • qu'est-ce qui vous amène ici?dat zou mij te ver voeren • cela me mènerait trop loiniemand bij de hand voeren • mener qn. par la mainhet pad voert naar het dorp • le sentier mène au villageII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [vervoeren] (trans)porter2 [de leiding hebben van, over] commander3 [eten geven] nourrir4 [op stang jagen] charrier5 [van voering voorzien] doubler ⇒ 〈warme voering〉fourrer♦voorbeelden:1 waren naar de markt voeren • porter des marchandises au marché2 het bevel voeren • commander3 de kippen voeren • donner à manger aux poulesde paarden voeren • donner la pâture aux chevauxde kleine moet nog gevoerd worden • il faut encore faire manger le petit 〈 〈v.〉〉iemand dronken voeren • enivrer qn.het voeren • l'alimentation→ {{link=proces}}proces{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.